In de lente en vroege zomer bevolkt de hommel in grote getallen het luchtruim, al deze hommels zijn uit een paar koninginnen ontstaan, om precies te zijn brengt iedere koningin één kolonie voort. De eerste koningin komt al in maart te voorschijn, wanneer de temperatuur net boven de 10 graden uitkomt komt de koningin uit haar winterslaapplaats en vliegt rond op zoek naar een geschikte plaats voor haar nest. Van stuifmeel kneedt ze balletjes waarop ze bekers van was maakt waarin ze ongeveer 10 bevruchte eitjes per beker legt. De nectar verzamelt ze in voorraadpotten van was. De eitjes worden larven en na enige tijd verpoppen deze, hieruit komen de jonge werksters. De koningin blijft nu op in het nest en neemt de eileg voor haar rekening. De werksters gaan nu het broed verzorgen. Om dit te kunnen doen moeten zij stuifmeel en nectar verzamelen. Bij dit fourageren is het ieder voor zich, ze dansen niet zoals bijen om door te geven waar een goede bron zich bevindt. Wanneer de kolonie groot genoeg is (ongeveer 80 werksters) gaat de koningin onbevruchte eitjes leggen waaruit na 25 dagen ontwikkelingsduur mannetjes ontstaan. Eenmaal buiten zetten ze vliegbanen uit door het afgeven van geraniumachtige geursporen op takjes, bloemen en stenen. Zo’n vliegbaan is een grillige gesloten kring van enkele tientallen meters doorsnede. De hoogte van de geurplekjes tot de grond (kruidhoogte, struikhoogte enz.) verschilt per soort, hierdoor kunnen er meerdere soorten in 1 gebied actief zijn en omdat ze allemaal dezelfde kant op vliegen komen ze elkaar zelden tegen. Door een hormonenverandering beginnen de werksters nu met het creëren van nieuwe koninginnen. De jonge koninginnen komen na een ontwikkelingsduur van 30 dagen uit hun poppen en blijven dan nog 5 dagen in het nest om hun vetlichaam te ontwikkelen dat ze nodig hebben om de winterslaap te overleven. Ze hebben verder geen taken binnen de kolonie. Wanneer ze eenmaal het nest verlaten hebben is de kans groot dat ze een vliegbaan doorkruisen, aangetrokken door de geur volgen ze de baan tot ze een mannetje tegenkomen. Hier volgt een paring op, deze vindt plaats op de grond en duurt 15-30 minuten. Hierna gaat het mannetje op zoek naar een volgende koningin, hij leeft dan nog een paar weken en dan is zijn tijd om. De jonge koningin paart 1 keer en daarna gaat ze op zoek naar een winterplaats. Na de winter begint de cyclus opnieuw.