Sinds geruime tijd is het aanbod van stuifmeel of pollen voor de bijen enorm aan het slinken. Hieraan liggen tal van maatschappelijke aspecten aan de basis. Denk maar aan de schaalvergroting na de industriële revolutie of de verheerlijking van de wetenschap als instrument om de natuur te reguleren. Kunstmest en glyfosaat zijn daar mooie voorbeelden van. De achteruitgang van de natuurkwaliteit door een terugloop in de biodiversiteit van het plantenrijk (afnemende soortenrijkdom) waardoor er te weinig drachtplanten/wilde bloemen voor de bijen zijn en het verdwijnen van leefgebied en nestgelegenheid voor wilde bijensoorten is een ander aspect. De verschraling is zo enorm omdat ze op elke schaal aanwezig is, van stadstuintje tot zelfs natuurgebieden.
Natuurverenigingen behartigen inheemse soorten en streekeigen ecosystemen en daar is niets mis mee. Dankzij hen is heel wat vooruitgang geboekt. Spijtig genoeg lijkt de ideologie van de natuurverenigingen steeds meer in een religie te transformeren. De rigoureuze verbanning van alle exoten is hier een mooi voorbeeld van. Acacia’s en tamme kastanjes moeten massaal wijken en voor wat? Meestal voor niets want het tempo van nieuwe aanplant ligt hopeloos achter op die van het kappen. Al het geld dat wordt gespendeerd aan de strijd tegen exoten kan beter geïnvesteerd worden in extra aanplant. Het is wel duidelijk dat sommige exoten zoals Japanse duizendknoop en reuzenbalsemien niet welkom zijn. Sommige van deze exoten zijn daarentegen een enorme aanvulling op de bijenweide. De kap van deze soorten heeft dan ook meer weg van blinde religie dan van een toekomstgerichte visie. Daarnaast was natuurbeheer lange tijd gericht op gewervelde dieren, met als gevolg een gebrek aan de kleinschalige variatie in het landschap die wilde bijen nodig hebben.
Sinds de moderne tuin zijn intrede heeft gemaakt is de lokale bijenweide sterk achteruit gegaan. Ofwel wordt alles verhard ofwel wordt alles beplant met grassen of wintergroene beplanting. Modern wordt plots kenmerk van gebrek aan inspiratie, kennis en verantwoordelijkheidszin van de professioneel & particulier. Bomen worden gerooid want die nemen licht af en zorgen voor bladafval. Liever wordt het gras wekelijks gemaaid door een robot dan maandelijks een onderhoudsbeurt aan de vaste planten border in te plannen. Het gazonparadigma is al helemaal twijfelachtig. Het groene, rustige vlak mag absoluut geen bloemetjes bevatten want dat is slordig. Vaak ogen deze tuin echter mooi en rustgevend en dat maakt ze populair. Door de toevoeging van bijvoorbeeld bloembollen kan er toch een mooi compromis gemaakt worden.
Ook hier zien we nog steeds het idee dat alles proper en netjes moet zijn. De tuinideologie wordt doorgetrokken in het stadsplantsoen en de stadsparken. Gelukkig is deze visie bij de besturen de laatste jaren aan het kenteren ten voordele van de bijen. Meer een meer wordt gebruik gemaakt van bloemenweides of bijenvriendelijke aanplant.
Monoculturen zorgen voor discontinuïteit in het voedselaanbod. Als ze in bloei staan zorgen ze voor een tijdelijke weelde maar eens uitgebloeid worden het grote voedselwoestijnen waar amper een bloemetje te vinden is. Bovendien is de kwaliteit van het voedsel vaak van bedenkelijke aard. Maïs geeft veel grote stuifmeelkorrels maar bevatten vaak neonicotinoïdes. Door de intensieve landbouw is er geen ruimte meer voor bloemrijke akkerranden, knotwilgen en struweelbeplanting. Onder het motto van schaalvergroting moet alles wijken. Minder en minder wordt er gebruik gemaakt van groenbemesters en dat is toch wel vreemd want ze bieden bijzonder veel voordelen zoals het tegengaan van bodemerosie en het fixeren van stikstof in de bodem. Ook op tal van andere vlakken kenmerkt intensieve landbouw het platteland. Vermesting, verzuring, verdroging en versnippering, het zijn allemaal effecten van ons landbouwmodel, die ons landschap op grote schaal hebben veranderd.
Te vroeg, te grootschalig en te vaak maaien kunnen het voedselaanbod zo plotseling wegnemen, dat voor bijen geen uitwijkmogelijkheid meer bestaat. Het ecologisch beheer van bermen is bijzonder belangrijk. Dit geldt niet alleen voor graslanden maar voor ook bijvoorbeeld de snoei van bomen. Hoe vaak komt het niet voor dat alle bermen in een keer worden gesnoeid?
Onderzoek bij hommels heeft uitgewezen dat de sterkte van hommelpopulaties bepaald worden door de beschikbaarheid van late bloeiers. Eigenlijk gaat het om alle sociale bijen, dus ook honingbijen. Solitaire bijen zijn door hun beperkte levensverwachting minder afhankelijk. In gebieden met bijvoorbeeld rode klaver als laatbloeier werden tot 5 keer meer hommelkoninginnen aangetroffen. Huidige landbouwgewassen zijn vooral zomergericht waardoor in het najaar een groot gebrek aan voedsel ontstaat.